Webinar 2020 - Bedrijfsspecifieke stikstof- en fosfaatbemesting

Hoe pas je bedrijfsspecifieke fosfaat- en stikstofbemesting toe op het melkveebedrijf met als doel de mineralenbenutting te verbeteren en mineralenverliezen (o.a. ammoniak) te vermijden? Kijk het webinar van 23 september 2020 terug.

Kijk het webinar 'bedrijfsspecifieke stikstof- en fosfaatbemesting' terug

Koos Verloop (WUR), Jaap Gielen (Countus, VLB) en Jos Verstraten (LTO Melkveehouderij) namen u op 23 september 2020 onder leiding van Han Swinkels (ZuivelNL) mee in hun kijk op het toepassen van bedrijfsspecifieke fosfaat- en stikstofbemesting, met als doel het verbeteren van de mineralenbenutting en het vermijden van mineralenverliezen (o.a. ammoniak) op het melkveebedrijf. Op welke kengetallen uit de KringloopWijzer kan men sturen bij het nemen van maatregelen? Wat levert dit op voor de melkveehouder en de zuivelsector? Welke beleidsruimte komt er voor bedrijfsspecifiek bemesten?

 

Webinar KringloopWijzer 2020

Vraag & antwoord

Onderstaande vragen zijn gesteld tijdens het webinar, maar niet live beantwoord.

Derogatie voor de toekomst is nog geen zekerheid. Wat zijn de gevolgen (ook op bedrijfsniveau) wanneer er onverhoopt geen derogatie meer zal zijn? Geldt dan nog de mestruimte op basis van bedrijfsspecifieke rekensom?

Dat is ongewis, een bedrijfsspecifieke derogatie is ook een derogatie en als hij generiek niet wordt afgegeven is nog niet zeker of hij per bedrijf wel wordt afgegeven. Dit is speculatief. Zeker is de derogatie nooit. Een andere zekerheid is dat de derogatie telkens afwijkt op de voorgaande. Een in omvang onbeperkte derogatie op bedrijfsspecifieke prestaties als alternatief voor een algemene derogatie op basis van generieke voorwaarden lijkt mij zeer onwaarschijnlijk.

Waarom moet je extra N stikstof inleveren ten opzicht van N dierlijk mest en niet 1 kg voor 1 kg?

De BES hanteert geen vaste omwisseling van dierlijke mest N tegen kunstmest N. De BES berekent eerst de bedrijfsspecifieke ruimte voor dierlijke mest N aanvoer en berekent dan welke kunstmest N gift nog binnen het acceptabel overschot van N past. Het resultaat van deze berekening is onder andere afhankelijk van de N onttrekking met gras en mais op uw bedrijf. Als u extra N kunstmest moet inleveren komt dat waarschijnlijk doordat de N onttrekking met gras en mais op uw bedrijf lager is dan de forfaitaire N onttrekking waarop de generieke gebruiksnorm is gebaseerd.

Wij kunnen geen water bij mest doen in verband met zout water. Hoe moeten we dat oplossen?

Wellicht kunt u wat bereiken met het opvangen van erfwater in een bassin.

BEP en Kringloopwijzer kunnen dan wellicht robuust zijn (volgens Jos) maar het betekent wel een heleboel extra administratie/regelgeving. Willen we dat? De sector streeft toch ook naar minder en eenvoudigere regels/administratie?

Dat is een mogelijke visie. Het zal onvermijdelijk zijn dat voor het verkrijgen van extra bemestingsruimte extra inspanningen nodig zijn als bewijslast. Hoe daar tegenaan gekeken wordt, verschilt waarschijnlijk per bedrijf. Het doel zal overigens altijd zijn om de zaken niet moeilijker te maken dan nodig. De administratie t.a.v. de KLW is beperkt. Aanvullende onderzoeken als onderzoek bodem en ruwvoer zijn voorwaardelijk, data worden steeds vaker geautomatiseerd ingelezen. Bedrijven kunnen altijd kiezen voor generieke normen maar worden dan ook generiek afgerekend. Het is niet persé een streven van 'de sector' tot minder of eenvoudiger, het streven is dat bedrijven die afwijken van generieke normen of vinden dat ze daar niet mee uit te voeten kunnen een handreiking te bieden.

Als de met water toegevoegde mest niet in de grond zit heb je dan nog steeds voordeel? Meer volume betekend dieper injecteren.

Mest met water verdunnen (2 mest:1 water) heeft een voordeel, zeker ook of misschien zelfs juist bij droge omstandigheden en op droge grond. Er zijn lichte aanwijzingen dat het effect van mest verdunnen op hogere N en dus opbrengst groter is in een droog jaar dan in een nat jaar (bron Van Schooten). Mogelijk bedoelt de vragensteller dat vanwege een groter volume de kans groter is dat de mest uit de sleufjes vloeit en of er dan nog steeds een voordeel is van verdunnen? Het is belangrijk om te voorkomen dat mest uit de sleufjes vloeit. Wettelijk mag de mest ook niet uit de sleufjes vloeien. Als dit wel gebeurt zal verdunde mest waarschijnlijk wel wat sneller in de grond trekken doordat het dun is, maar of er dan nog een voordeel overblijft is onduidelijk.

Heeft de nieuwe fosfaat-categorisering in 2021 (PP AE) een nadelige invloed voor de BEP?

Nee, niet op het BEP effect (d.w.z. het verschil tussen specifieke en generieke bemestingsruimte). De correctie van P plaastings voor de P toestand in de bodem is in BEP gelijk aan generiek.

De bodem moet functioneren. Moeten we meer richting calcium bemesten?

Dit lijkt een te algemene stelling. Zeker wordt gewasopbrengst bepaald door meer factoren (bij bemesting spreekt men van de laagste duig van de ton om het makkelijk te maken). Wat de laagste duig is, verschilt per bedrijf/perceel/plek/gewas. Vaak is water een zeer beïnvloedende factor. Calciumbemesting is alleen zinvol als er te weinig is geadsorbeerd aan de organische stof en de kleideeltjes (CEC, zie bodemanalyse). Calcium komt ook mee bij bekalking. Controle van juiste pH is van belang voor goede beschikbaarheid van veel nutriënten in de bodem, belangrijker dan alleen focussen op calciumbemesting.

Hoe wordt er tegen het behandelen van mest met koolstof en micro-organismen aangekeken?

Een algemeen geldende uitspraak over de effecten van toevoegmiddelen is wetenschappelijk niet mogelijk. We kunnen wel aangeven of en hoe eventuele effecten van toevoegmiddelen doorwerken in bedrijfsspecifiek bemesten op basis van de KLW. Ammmoniakemissie-verlaging door toevoegmiddelen kan eventueel worden verwerkt in de KringloopWijzer. Hiervoor geldt een procedure waarin o.a. een wetenschappelijke toets is opgenomen. Als toevoegmiddelen een opbrengstverhogend effect (voor N en P in gras en mais) hebben dan komt dit zonder aparte rekenregel voor toevoegmiddelen al impliciet tot uiting in de KLW, omdat de KLW vanuit de voerbalans van het vee terugrekent naar opbrengst.

Is er een verschil in de benutting tussen water toevoegen tijdens het bemesten of in de mestsilo/mestput?

Onderzoek op Dairy Campus (nog niet gepubliceerd) lijkt uit te wijzen dat verdunnen in de put de emissie uit de stal al wat terugdringt en dus nuttig is. Het onderzoek in het veld dat geleid heeft tot de regel verdunnen van 2 delen mest op 1 deel water is uitgevoerd bij verdunnen bij aanweding, dus niet in de put. Ten aanzien van emissie in het veld is niet onderzocht wat de invloed is van al eerder in de put verdunnen of later bij aanwening pas verdunnen.

De extra (drijf)mest die je kan en mag toedienen is altijd mest van het eigen vee?

Nee, de BES/BEP kijkt naar plaatsbare mest, niet naar de herkomst. Mest van buiten kan dus, zolang het maar graasdiermest is.

Hoe ga je om met een generieke NLV van de bodem terwijl deze sterk wisselend kan zijn bij grond en weer?

Managementaspect: Bij bemesting kan het verstandig zijn om rekening te houden met N-levering uit de bodem. Dit spel wordt vaak nog niet goed gespeeld en de indicator (NLV) lijkt zelfs op perceel/bedrijfsniveau niet altijd goed de weg te wijzen.
Bemestingsruimte (BES): Voor de bemestingsruimte heeft de generieke inrekening van N door mineralisatie voor veengrond geen invloed op bedrijfsspecifiek t.o.v. generiek.

Hoe gaan jullie op de bedrijven om met de verschillen in fosfaattoestand tussen percelen (laag-hoog)?

Dit doen boeren zelf en is hun managementvrijheid binnen de bemestingsruimte. Visies van ondernemers verschillen hierover overigens sterk. Sommigen zweren bij het in stand houden van hoge fosfaattoestand. Als onderzoeker ben ik van mening dat het logisch is om rekening te houden met de fosfaattoestand en dus meer P te geven op percelen met een lagere P toestand.

Water toevoegen is gunstig voor N-benutting in de bodem en vermindering ammoniakemissie. Geldt dat ook voor de P-benutting?

Mijn inschatting is dat dit wel het geval kan zijn, hoewel het effect zelden groot zal zijn. Maar water is toch nodig om P door de bodem te laten bewegen. Dus ook van bodem naar de wortel van de plant.

Ik ben lid van VKA, maar nog geen deelnemer aan de BES. Hoe kan ik bij uitbreiding van de BES-pilot in aanmerking komen voor deelname?

Wacht op uitbreiding, maar maak je vooral ook kenbaar bij LTO en bij de VKA-projectleiding.

30% van ons grasland is i.v.m. wisselbouw/ huur van akkerbouwer elk jaar nieuw ingezaaid. Dit werkt negatief in de N-benutting zoals die nu gemeten wordt, onder andere i.v.m. organische stof opbouw. Toch doen wij het in de wat grotere kringloop best goed, maar hoe kunnen we dit zo draaien dat dit in ons voordeel werkt?

Bedrijfsspecifiek werken zou ook betrekking kunnen hebben op samenwerkingsverbanden waarin grond wordt uitgeruild. Maar dat vraagt bij de afleiding van de BES-norm integratie van akkerbouw en veehouderij en een totale systeembeoordeling. Dat staat nog in de kinderschoenen. Vanwege dit belang is in de BES wel een geïntegreerd bedrijf opgenomen met melkveehouderij- en akkerbouwgewassen. Wat betreft N-benutting is het bij wisselbouwsituaties verder altijd van belang om goede afspraken te maken met degene waarmee je samenwerkt. Als grasboer lever je via gras stikstof aan de akkerbouwer. De akkerbouwer bespaart stikstof na het scheuren van het gras en deze stikstof zou idealiter moeten worden gebruikt bij het nieuwe gras. Dat mag wel duidelijk gemaakt worden bij het aangaan van een samenwerking.

Wat is jullie visie op problemen met P-gebrek bij de koeien?

Er bereiken ons signalen dat koeien soms te kampen hebben met gezondheidsproblemen als gevolg van fosfor gebrek. Het is daarom altijd zaak om daar als veehouder en dierenarts alert op te zijn. Er is géén standaardnorm te geven waar precies de ondergrens in het rantsoen ligt om problemen op dat vlak te voorkomen. Het komt ook voor op bedrijven waar het fosfor gehalte in het rantsoen niet extreem laag is, er zijn blijkbaar ook andere factoren relevant.

Ook een vraag naar aanleiding van het webinar?

Webinars zijn een interactie manier om deel te nemen aan een online bijeenkomst. Als deelnemer kijkt u op uw eigen computer via een live verbinding naar een uitzending. Vanuit een studio gaven de sprekers uitleg. Via een chatfunctie kon u vragen stellen aan de sprekers. Zij hebben zoveel mogelijk vragen beantwoord tijdens de uitzending van 23 september 2020. Overige vragen worden binnenkort van een antwoord voorzien en gepubliceerd op de website.

Ook een vraag? Stuur een mail naar communicatie@mijnkringloopwijzer.nl